Onze jongste vraagt na het ontbijt: ‘Als ik groot ben, ben ik dan nog mezelf?’ Ik wacht nu al jaren op een opening om een column over het prachtige citaat van Carl Gustav Jung ‘worden wie je bent’ te schrijven, maar dat die opening van onze vierjarige zou komen had ik niet gedacht.
Alsof de duvel ermee speelt, verzucht mijn cliënt diezelfde middag: ‘Ik ben in de loop van de jaren steeds verder bij mezelf weggeraakt.’ Wat is dat toch: jezelf zijn? Een vraag die de mens verwonderd heeft sinds hij bewustzijn ontwikkelde, die een vierjarig bezighoudt en een vijfendertigjarige. We kennen onszelf ten diepste en zijn onszelf even zo vaak een raadsel.
Jung heeft daar in zijn leven en werk uitgesproken ideeën over ontwikkeld. De ontwikkeling van een mens ziet hij als een wordingsweg, waarin je meer en meer datgene wordt wat je diep van binnen al bent. Of je daar vervolgens ooit aankomt, of je ooit klaar bent, laat hij wijselijk in het midden.
Hoe doe je dat dan, volgens Jung, jezelf worden? In de eerste plaats kom je er op die weg achter dat je een belangrijk houvast dat je heeft geholpen een plek te vinden op mag gaan geven. Je persona, of het masker. Dat stuk van jezelf dat je aan de buitenkant draagt. Omdat de ander het graag ziet, omdat je denkt dat het zo hoort, omdat je daar goed in bent. Hoewel het stevigheid geeft, houdt het je ook gevangen in een eenzijdig stuk van jezelf, want waar is dat onaangepaste deel? Het deel dat vroeger thuis niet mocht? Het deel waar je je voor schaamt? Het niet ontdekte talent? Dat zit in de schaduw. Dat draag je bij je, zonder dat je er weet van hebt. Maar doe je er niets mee, dan gaat het drukken. De schaduw mag dus in het licht komen. Als de schaduw verdwijnt, hebben we het masker steeds minder nodig. De stevigheid komt van binnen te zitten in plaats van van buiten.
We leren onze schaduw vaak kennen in de relaties die we aangaan met de ander. Wat ons ergert in de ander, wat we veroordelen in de ander, wat ons angst aanjaagt, is vaak een verborgen stuk van onszelf. Omdat we het bij onszelf niet zien, zien we het bij de ander. We houden het buiten ons, terwijl we het binnen in ons mogen onderzoeken.
Dit proces neemt wel even in beslag, maar als je het steeds aangaat, merk je dat het lichter wordt, dat je je frisser en opgeruimder voelt, dat je relaties meer diepgang krijgen, dat je meer ideeën hebt, dat je het verlangen voelt deel te hebben aan je omgeving. Dat je zin hebt in je leven en je leven als zinvol ervaart. Dat je tegelijkertijd een mens uit een stuk bent, uniek in al zijn eigenheid en een deel van een veel groter geheel.
Kinderen zijn ten diepste zichzelf bij hun ontstaan. Dan komt de confrontatie met het leven en is de kans dat je tijdelijk van jezelf afdrijft groot. Daar ligt echter ook de schoonheid, want in dat weg bewegen wordt de ervaring opgedaan en het verlangen gewekt om terug te kunnen keren, om te worden wie je bent.