Richten
Eigenlijk hoefde ik het ‘Insights Discovery’ profiel van mijn cliënt niet eens open te slaan. Dat ze, in de termen van de psychologie van Jung, eerder een denk-type was dan een voel-type had ik in onze gesprekken al gemerkt. En dat ze zeker niet extravert zou zijn, was voor mij ook geen verrassing. Dat het dat voor haar wel was, daar stond ik dan weer wel van te kijken.
Hoewel …. Ik herinner mij als de dag van gisteren, wat een ruimte het mij gaf, toen ik jaren geleden voor het eerst begreep dat er een ‘woord’ was, voor wat mij plaagde. Ik had er zelf al van alles aan op gehangen. Van verlegen, niet gezellig, geremd, afstandelijk en zelfs asociaal, daarbij flink geholpen door de zogenaamde feedback die ik uit mijn omgeving ontving. Terugkijkend, waarschijnlijk uit het andere, extraverte kamp! Ik ben over introversie gaan lezen en ben het gaan waarderen. Weet wat ik nodig heb, wat mijn grenzen zijn en waar ik van opknap als ik me futloos voel. Inderdaad, even helemaal geen andere mensen zien.
In coaching gesprekken stel ik vaak de vraag om te onderzoeken of iemand introvert of extravert is, of je aan het einde van een drukke werkweek liever met een boek op de bank zit, of dat je met je vrienden naar de kroeg gaat. Met een redelijke mate van zekerheid stel ik dat de introverte mens voor de eerste en de meer extraverte mens voor de tweede optie kiest.
Waar richt je je energie op? Op de buitenwereld of op de (eigen) binnenwereld? Dat is het centrale verschil dat Jung meer dan honderd jaar geleden op het spoor kwam. Hij beschreef daarmee onze algemene psychische houding. De extravert zegt makkelijk ‘ja’ tegen wat er aan ervaring op hem af komt, terwijl de introvert eigenlijk eerst zachtjes ‘nee’ zegt (Jacobi, De psychologie van C.G. Jung, bladzijde 33). Dat schept tijd om zich te verhouden tot wat er op hem af komt. Dat makkelijke ja-zeggen maakt de extravert waarschijnlijk zo populair in de Westerse wereld en geeft de introvert bij tijd en wijle het gevoel sociaal onhandig te zijn. Veel introverten gaan extravert ‘doen’ om enigszins aangepast over te komen en doen zichzelf daar geweld mee. Vaak pas in de tweede levenshelft komt er dan ruimte voor een houding die echt past. De extravert krijgt in de tweede levenshelft juist te maken met de noodzaak zich eens naar binnen te richten, als vragen als ‘wat wil ik nu echt?’ hem gaan plagen. Voor de extravert is de eerste levenshelft makkelijk en voor de introvert de tweede, zo las ik bij de bovengenoemde Jacobi. Een interessante gedachte.
Terug naar mijn cliënt! Haar profiel zal haar een feest van herkenning opleveren. En waardering voor haar eigen natuur, hoop ik. Op een van de bladzijden zal zij lezen over haar tegengestelde type. En lijkt dat profiel nu niet juist heel erg op dat van haar baas, die haar in haar ontwikkeling juist meer verbale stevigheid, spontaniteit en ‘snel schakelen’ toewenste?
Wil je meer te weten komen over ‘de kracht van introversie’, dan raad ik van harte de TedTalk van Susan Cain aan.